kleine mantelmeeuw
larus graellsii

Kleine Mantelmeeuw

Broedt langs kusten en meren, vaak samen met zilvermeeuwen. Lengte: 48 tot 56 cm. Spanwijdte: 117 tot 134 cm. Periode: het hele jaar door te zien.

Verenkleed is wit met een donkergrijze rug en bovenvleugels. Gele snavel met rode vlek bij de punt. De poten zijn geel. ‘s Winters donkere strepen op de kop. Heeft de grootte van een zilvermeeuw, maar donkerder rug en ovenvleugels. Hiermee lijkt hij op de grote mantelmeeuw. De laatste is echter duidelijk groter en heeft roze i.p.v. gele poten. Trekt in de winter weg, maar soortgenoten uit het noorden komen ervoor in de plaats.