cettis zanger
cettia cetti

Cetti’s Zanger

Lengte: 13 – 14 cm. Broedt in dichte, vrij hoge en vaak duidelijk begrensde vegetatie, bij voorkeur nabij, maar niet in water, bijvoorbeeld in droog hoog riet met verspreid staande struiken, papyrusvelden, wilgen, bamboe dicht struikgewas etc. Soms in nabijheid van bebouwing, in dicht begroeide parken, aan vijvers en kanalen. Voornamelijk standvogel, maar in het oosten trekvogel. In Nederland en Belgie vrij zeldzaam en voormalige broedvogel; thans dwaalgast. Houdt zich meestal verscholen in vegetatie en hipt vaak over de grond of laag in begroeiing. Nestelt laag in dichte vegetatie.

Herkenning: Middelgrote, vrij compacte zanger met korte hals en brede staart, korte, sterk afgeronde vleugels en spitse snavel.. Bovenzijde egaal roodbruin, onderzijde vuil grijswit met rosse tint op flanken en buik. Koptekening ongeveer als bij kleine karekiet en snor, met smalle en niet al te duidelijke wenkbrauwstreep, geaccentueerd door donkere teugel en donkere oogstreep. Vage grijze tint op de oorstreek, zijhals en zijborst. Donkerbruine onderstaartdekveren reiken slechts tot halverwege de staart. Levendig en actief, maakt rukkende bewegingen met vleugels en staart en houdt de staart vaak omhoog. Mannetje en vrouwtje niet op verenkleed te onderscheiden. De zang bestaat uit plotselinge luide uitbarstingen van metalig klinkende galmende klanken met karakteristiek ritme: eerst 1-4 aarzelende noten, meestal met nadruk op laatste, dan een korte pauze, gevolgd door een snelle reeks van identieke noten, soms aan het einde wegstervend.