bonte strandloper
calidris alpina

Bonte Strandloper

Lengte: 17 tot 21 cm. Spanwijdte 32 tot 36 cm. Broedt in hoog- en laag gelegen gebieden in vochtige graslanden ( onregelmatig in Nederland) of in toendra. In trektijd en winter meest talrijke, kleine steltloper, aan te treffen in allerlei moeras- en kustgebieden, maar grootste aantallen op moddervlakten van getijdegebieden.

Herkenning: Grootte ongeveer als van een spreeuw, met variabele snavellengte: kort en recht of lang en omlaag gebogen. Volwassen vogel in de zomer heeft een zwarte buikvlek, roodbruin op mantel- en schouderveren, met contrasterend lichtgrijs achterhoofd (bruinachtig bij het vrouwtje). In de winter een vrij saai kleed zonder duidelijke kenmerken, met egale bruingrijze bovendelen (met hele dunne witachtige randjes), vrij duidelijke begrensde lichtgrijze borstband contrasterend met witte buik en fijn gestreepte of helder witte flanken. Vrij egale kop met onduidelijke witte wenkbrauwstreep.